Trefwoorden
Table of Contents

A

Adagium: Het is een wijsgerige spreuk, een filosofische of moraliserende uitspraak om een gemaakte keuze te verklaren.

Antropologie:Een tak van de wetenschap die de mens in al zijn aspecten onderzoekt.

B

Backjump:Snel gemaakte graffiti, meestal wanneer een trein of bus staat te wachten in het station.

Blackbook: Tekeningen van graffiti met enkel de kleuren zwart en wit.
Bourgeoisie: Burgerij / Middenklasse

C

Caritas: Naastenliefde / Liefdadigheid

CITO-toets: De Cito Eindtoets Basisonderwijs, vaak afgekort tot Cito-toets, is een toets van Cito die leerlingen van het Nederlandse basisonderwijs in groep 8 afleggen zodat men een beeld kan krijgen wat het best passende vervolgonderwijs voor de deelnemende leerling zou kunnen zijn.

Civil society: Burgerschapsmaatschappij op basis van vrijwillige associatie.

Cohesie: Samenhang

Communicare: Is het oorspronkelijke Latijnse woord voor communiceren en betekent ‘iets gemeenschappelijk doen, meedelen, laten deelnemen’.

Conversatie: Elke vorm van gesprek waarbij niet de inhoud op de voorgrond staat, maar dat je je tot elkaar wendt: als je elkaar helemaal niet of slechts vluchtig kent, biedt een aangenaam praatje de opening.

Culturele reproductiethese: op vlak van cultuur wordt er vermenigvuldigd

D

Deelsector: Kleiner geheel van een grotere organisatie.

Digitalisering: Veel dingen zijn veranderd bij vroeger, jongeren worden asocialer en zijn meer bezig met technologie.

Digitale immigranten: Deze mensen zijn geboren voor de digitale revolutie.

Digitale inboorlingen: Deze mensen zijn tijdens de digitale revolutie geboren.

Dramaturgie: De dramaturgie is de leer die het theaterspel bestudeert en beschrijft.

Dunbarprincipe: Geen uitleg gevonden.

E

Etymologie: De etymologie is het deelgebied van de taalkunde dat de herkomst van woorden bestudeert.

Exhaustief: uitputtend

F

Fenomenologische dialectiek: een dialect die een waar fenomeen is

G

Generatie Y: Jongeren die geboren zijn na 1978. Zij zijn sterk beïnvloed door de digitale wereld.

Geschiedenis IPSOC: De geschiedenis van de school, om te weten hoe ze vroeger functioneerden.

GNK-formule: Staat voor groet, naam en kapstok. Het is een formule die kan helpen om jezelf voor te stellen bijvoorbeeld: ‘Goedenavond, ik ben Mariëtte Berghof. Ik vertegenwoordig hier vanavond de firma Castconsult.’

H

Huwelijksquotiënt: Het is een systeem, waarbij een gehuwd koppel of wettelijke samenwonenden een soort van contract afsluiten met elkaar. Het gaat meer bepaald over het inkomen van de partners. Als één van de partners een slecht of beperkt inkomen heeft, kan je partner een deel van zijn beroepsinkomsten fictief toewijzen naar zijn partner. Op die manier wordt het belastinggeld ook verlaagd voor het koppel.

I

IPSOC: Dit is de vorig naam van de school.

Interactionisme: er is interactie tussen de verschillende aspecten
Het interbellum: Een interbellum (van het Latijn inter, tussen en bellum, oorlog) is een periode tussen twee oorlogen. Het interbellum is de periode tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog.

J

K

Kenniseconomie: Economie die zijn sterkte haalt uit zijn kennis.

L

Longitundianaal: wat zich in een(lang)tijdsverloop voordoet

M

Mammoetwet: De Wet op het voortgezet onderwijs (WVO), ook Mammoetwet genoemd (vooral in het kader van de invoering), is een Nederlandse wet van 14 februari 1963, ingegaan op 1 augustus 1968, gericht op de regelgeving van het voortgezet onderwijs: het onderwijs dat wordt gegeven na het basisonderwijs en na het speciaal onderwijs. Het omvat niet het voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, educatie en beroepsonderwijs als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs en het hoger onderwijs.

Methodologie: leer van de methoden

Motherteachters: Dominante moederschapsideologie die de geschiktheid van vrouwen voor het leerkrachtenberoep legitimeerde

N

Het Nieuwe normaal: We zijn halverwege de digitale revolutie. Vanaf nu is ‘digitaal’ de norm, het word normaal.

Nieuwe vrouw: De Nieuwe vrouw is iemand die op gelijke hoogte staat als de man van vroeger. Vroeger moesten vrouwen thuis blijven en de huishoudelijke taken uitvoeren en zorgen voor de kinderen. We leven nu in een moderne tijd waar vrouwen ook jobs buitenhuis uitoefenen en ook nog dezelfde taken als vroeger opnemen. De Nieuwe vrouw is ambitieus en zet veel werk voort.

O

Onderwijsbeleid: het beleid van het onderwijs in een bepaalde school

Onderwijssociologie: hoe de sociologie van de school er uit ziet

Ontkerstening: hoe de sociologie van de school er uit ziet

P

PABO's: Leraar basisonderwijs opleidingen

Pedagoog: Iemand die zich bezig houdt in het domein van de opvoedkunde.

PRIMA: Primair Onderwijs

Proletarisering: Opkomst van de arbeidersklasse

Q

R

Respect: betekent aanzien, eerbied of waardering, die men heeft voor (of ontvangt van) iemand vanwege zijn kwaliteiten, prestaties of vaardigheden. Het woord betekent oorspronkelijk omzien naar, en vandaar rekening houden met.

De retrospectieve enquête: Het retrospectieve interview is bij uitstek geschikt voor het achterhalen van levensgeschiedenissen of biografieën. Doordat er teruggegaan wordt in de tijd, kunnentwee soorten vertekeningen van de informatie optreden

S

Schuldcomplex: Het gevoel dat je alles jouw schuld is.

Sinecure: Een lichte taak

Smalltalk: Staat helemaal aan het begin van een conversatie. Voorbeelden zijn: ‘Bent u hier ook voor het eerst?’ of ‘Hoe was je dag?’. Deze simpele vragen zijn uitermate geschikt om mensen te leren kennen en een vriendelijke atmosfeer te scheppen.

'Smarttalk' of 'smart communiceren': Waarnemen hoe de ander het gesprek met ons ervaart, of hij er nog bij is, of hij zich erkend, begrepen, geanimeerd en goed gehumeurd voelt. De interesses en gevoelens van de gesprekspartner waarnemen en belangrijk vinden.

SES: Sociaal economische status

Sociaal culturele theorie: Vanuit deze theorie wordt anders tegen het leren aangekeken dan in de meeste onderwijstheorieën. Het steeds beter participeren in sociale praktijken.

Sociale interacties: Sociale interactie is de wijze waarop mensen en groepen ten opzichte van elkaar handelen, op elkaar reageren en elkaar proberen te beïnvloeden.

Sociale ongelijkheid: niet iedereen is gelijk.

Socioloog: Iemand die zich bezig houdt met de studie van het sociale gedrag van de mens.

Spraycan art: Vooral kleurige graffiti ook met stripfiguren.

(het) Sprinkhaanzwermeffect: Dit wil zeggen dat de mens ook meer in zwermen gaat leven. Bv.: Een Facebookprofiel hebben. Het wordt moeilijker en moeilijker het niet te hebben, want iedereen van je vrienden heeft een sociaalnetwerksite profiel. Dus word je als asociaal beschouwd als je dit niet hebt.

Stratifcatietheorieën: indelen in groepen of lagen

Subway art: Het zijn vooral veel woorden op een beperkte plaats.

T

Talktools: Suggesties hoe je de basisvaardigheid kunt perfectioneren.

Technologie: Heeft als maar meer opmars gemaakt in de samenleving en op school wordt dit meer en meer gebruikt.

Transistors: Halfgeleidercomponent in de elektronica. Hij dient vooral om elektronische signalen te versterken of te schakelen.

U

Ultramontanisme: Leer binnen katholieke stroming

Urbanisatie: Urbanisatie of verstedelijking is de benaming voor de groei van stedelijke gebieden als gevolg van een trek van het platteland naar de stad.

V

Vmbo-scholen Amsterdam (voorbereidend middelbaar Beroepsonderwijs): Het is een van de vier vormen van voortgezet onderwijs in Nederland.

Vrouwengevaar ('the women peril'): The Women Peril hebben vrouwelijke leerkrachten een gefeminiseerde mannelijke identiteit tot stand gebracht.

W

X

Y

Z

Zelfreflexief vermogen: het vermogen hebben om over jezelf te reflecteren, jezelf kritisch benaderen.